Vocabulary exercise – 40D – CONTEXT

Max komt om kwart over zeven naar het gebouw, Marjan om acht uur en Gerard komt het _____________. Hij komt pas om negen uur.

In onze tuin hebben we ___________, bloemen en een boom. Het _________ is mooi groen. De kinderen voetballen soms op het ______________.

Ik kampeer op dit moment in Zuid-Frankrijk. Mijn caravan staat naast een grote ______________.

Heb jij een _______________ auto of gebruik je de auto van je partner?
– Ik heb een _________ auto, maar soms gebruik ik zijn auto, want zijn auto is sneller.

Hallo, ik ben Silvia. ______________ broer heet Maarten. Hoe heet jouw broer?

Hoi Tine, hoe oud zijn _______________ kinderen eigenlijk? Ik denk dat _______ kinderen net zo oud zijn als mijn kinderen: vijf en zeven.

Svetlana ________ haar is te lang. Ze gaat vandaag om kwart voor vier naar Mevrouw Schaar in het centrum. Mevrouw Schaar is kapster. Knippen is _______ werk.

Hoe gaat het met uw man? Vindt hij _________nieuwe baan nog leuk?
– Zeker! Hij vindt het heel fijn op _________ werk.

Hoi, wij zijn Merel en Tim. Dit is ___________huis en dit zijn ___________dochters.

Hoi Tine en Martijn! Hoe gaat het met __________? En met ___________ kinderen?

Juffrouw, wat is ________ favoriete gerecht? Mijn favoriete gerecht? Hm… dat is moeilijk. Ik vind bijna alles lekker!

De kinderen zitten op school. Hoe heet _________ juffrouw? Ik geloof dat ze ‘Marijke’ heet.

In onze tuin is ___________ gras. We houden niet van groen. We hebben ook ________ bomen en bloemen. Wij houden meer van steen.

Hebben de _______________ in jouw geboorteland ook voor alles verzekeringen? In Nederland over het algemeen wel.

___________________ is een bijzonder dier.

Pardon, _________________, mag ik uw leeftijd weten? Bent u al tachtig jaar oud? En uw vrouw? Hoe oud is zij? Is het verschil in leeftijd met haar groot?

____________ Visser woont al sinds 1985 in ons dorp. Meneer Visser, haar man, kent ook iedereen uit het dorp. Ja, ze kennen echt alle mensen hier.

De_______________ zegt tegen mijn dochter dat ze haar huiswerk beter moet maken. Ze mag anders niet op schoolreis. Ik vind dat niet normaal. Ik ben kwaad op de ______________!

Mijn dochter heeft dit jaar geen juffrouw, maar een ______________. Hij is heel sympathiek, altijd vrolijk en verschrikkelijk aardig voor de kinderen.

Ik wil morgen graag bitterballen eten en sjoelen, maar ___________ iemand een beter idee heeft, moet hij of zij het zeggen, natuurlijk.

Met wilde beesten, ___________ de leeuw, de wolf en de beer, moet je voorzichtig zijn.

Wat vind jij een belangrijk ___________ tussen je eigen land en Nederland? Wat doen de mensen bijvoorbeeld heel anders in jouw land?

Mevrouw, hoe oud bent u? En weet u wat de ___________ is van de meester van uw kinderen?

Ken jij misschien ______________ die ons kan helpen met ons huiswerk? We vinden de oefeningen heel moeilijk… Ja hoor, ik ken wel ________: Marieke! Zij is docente bij de Dutch Summerschool.

Zullen we morgen samen uitgaan? We kunnen iets eten en dan naar de film. Als laatst kunnen we bijvoorbeeld iets drinken in een leuk café…. Goed ________! Om hoe laat kom je me halen?

Als we ___________ naar de verjaardag gaan, kunnen we __________ een cadeau voor Marjan kopen. Zullen we een boek geven? Ze leest vaak, als ze op reis is, dus dat lijkt me een goed idee.

In Nederland hebben mensen _______________ meer dan één fiets per gezin. Vaak heeft iedereen uit het gezin een fiets.

Ben je jarig? O… Gefeliciteerd!
– Hahaha, nee! Het was een ___________! Ik ben niet echt jarig! Ik ben pas in februari jarig. Dan mag je voor me zingen en een cadeau geven! Hahaha!

____________ uit mijn groep gaat dit jaar op vakantie. ____________ gaat naar verre landen, zoals Canada, de Verenigde Staten, Mexico en Indonesië. Echt alle mensen reizen dit jaar ver.

Meneer Jansen houdt meer van _______________ van vogels, dan van harde muziek. Hij gaat altijd in Drenthe op vakantie. Daar is bos en het is daar lekker rustig.

Van welke __________ houd jij? Ik hou van klassieke ___________, zoals Mozart, Bach en Chopin. Laatst ben ik naar het Concertgebouw in Amsterdam gegaan. Daar was __________van Beethoven.

Als ik in een café ben, zing ik vaak het _____________ ‘Een beetje verliefd’ van André Hazes. Het is een echt Amsterdams liedje. Ken je het?

Onze oma is jarig. O… leuk! Gefeliciteerd! Zullen we __________________?

Als je me het _______________ van die jongen geeft, zing ik een liedje voor je! Deal? Ik wil hem heel graag Whatsappen, want ik vind hem heel leuk. Wat is zijn __________?
– 06 ……..

Laatst was ik in de winkel van Tom. Zijn __________ staat boven de deur van de winkel. De winkel heet: ‘Kopen bij Tom’.

In ______________ lees ik de naam van de Amsterdamse artiest André Hazes. Kun jij een liedje van hem zingen?

In _______________ hebben we veel nieuwe woorden geleerd. Iedereen uit de groep kan nu beter Nederlands spreken.

Welk Nederlands ______________ vind jij echt moeilijk?
– Ik vind het _____________’verschrikkelijk’ verschrikkelijk moeilijk. En jij?

Dit is bijna _________________ van de laatste les van 1000 words. Je bent bijna klaar. Hoeveel woorden ken je nu?

Je bent jarig! Vandaag is je verjaardag! Wat leuk. ______________!