Dutch listening exercise 07 - Het Klompenmuseum

1. Wat voor type bedrijven waren klompenmakerijen vroeger?

Heel klein: meestal 1 persoon, soms met een knecht, in een klein schuurtje.
Dat waren grote fabrieken met veel machines, want er moesten heel veel klompen gemaakt worden.
Klompen werden meestal door bedrijven gemaakt die ook meubels maakten.
Iedereen maakte vroeger zijn eigen klompen.

2. Ziet het museum eruit als een typische klompenmakerij van vroeger?

Nee, omdat het museum verschillende machines bij elkaar heeft gezet.
Ja, want alle machines in het museum, zag je vroeger ook in één klompenmakerij.
Nee, omdat vroeger andere machines werden gebruikt.
Nee, omdat vroeger alles met de hand werd gedaan en er geen machines werden gebruikt.

3. Wat is GEEN eigenschap van de klomp?

4. Wat kun je zeggen over de expositie-ruimte van het museum?

5. Hoe is de expositie-ruimte opgedeeld?

In drie delen: de Europese klomp, de Nederlandse klomp en de klomp als mode-object.
In 2 delen: klompen van vroeger, en klompen van nu.
Er is maar 1 deel: de Wietzes-klomp.
In drie delen: de Nederlandse klomp, de klomp als mode object, klompen van beroemde mensen.

6. Welke defintie van ‘klomp’ hanteert het museum?

7. Hoe wordt de maat van de klomp bepaald?

8. Van welk materiaal waren de mallen gemaakt (om in de machine te plaatsen)

9. Wat zegt het museum over de collectie?

10. Welk type klompen wil het museum laten zien.

Alle variaties, zowel van vroeger als nu.
Vooral de klassieke klomp.
Vooral beeldende kunst.
De collectie is niet zo belangrijk, het belangrijkste zijn de machines en laten zien hoe een klomp wordt gemaakt.

Dutch listening exercise 07 – Het Klompenmuseum