Lesson 28 – moving to the Netherlands


 

Moving to the Netherlands

Vocabulary list

Nederlands English
immigreren to immigrate
emigreren to emigrate
de allochtoon the immigrant
verhuizen to move
huren to rent
de makelaar the real estate agent
het huurcontract the rental contract
de huur the rent
gwe utility bills
de VVE-bijdrage communal costs
het adres the address
de buren the neighbours
inschrijven to subscribe
het paspoort the passport
het legitimatiebewijs the id
zich legitimeren to identify oneself
het visum the visa
de identiteitskaart the identity card
het rijbewijs the driving license
de verblijfsvergunning the residence permit
de werkvergunning the working permit
de inburgering the assimilation (formal)
integreren to integrate (in practice)
het n2-examen the exam for Dutch as a second language
de naturalisatie the naturalisation
heimwee homesick

Exercise