Vocabulary exercise - 15D - CONTEXT

In ___________ wonen een man, een vrouw en drie kinderen

het huis
het raam
de koelkast
de kast

________________ van de vrouw heeft een voortuin en een achtertuin.

De woning
De deur
De tafel
De stoel

Jenn en Stuart ____________ in de Verenigde Staten. Ze zijn Amerikaans.

wonen
praten over
morgen
krijgen

Soliman opent ____________ en gaat naar buiten.

de deur
de tafel
de wc
de kruk

Peter kijkt door ___________ en ziet de duif.

het raam
de stoel
de keuken
de koelkast

Xing zit op ______________ naast Gianluca. Ze zijn in Drenthe en leren Nederlands.

de stoel
de wc
het fornuis
de woonkamer

Op de _________ in het café zit een man. Hij drinkt koffie.

de kruk
koel
de woning
de garage

We gaan eten. We zitten rond _________.

de tafel
de lamp
de kamer
de deur

Het is donker in de woonkamer. Waar is _________?

de lamp
het toilet
thuis
het dak

De cursisten zitten op de bank. Ze kijken naar een serie op _________________.

de televisie
de keuken
de douche
het dak

In ___________staan boeken.

de kast
het toilet
het bad
de stoel

‘________’ is synoniem voor ‘het toilet’.

De wc
De keuken
Het fornuis
Het bed

Peter zit op ___________.

het toilet
de koelkast
de douche
het bad

Jullie koken lekker eten in ______________.

de keuken
de bank
de bijkeuken
de stoel

Op ____________zie ik warm vlees, aardappels en groente. Lekker!

het fornuis
de woonkamer
de tuin
de zolder

In de keuken is het heet, maar in de woonkamer is het _______________.

koel
thuis
het huiswerk
wonen

Ik koop kaas bij de kaasboer. Thuis doe ik de kaas in _____________.

de koelkast
het bed
de bank
de lamp

De studente heeft een _______________ in Eindhoven. Ze studeert daar nu 2 jaar.

kamer
kast
bijkeuken
thuis werken

In ___________ staan een bank, een tafel, stoelen, een televisie en een kast.

de woonkamer
het bad
de garage
de achtertuin

Kirsten en Eveline zitten op _____________. Ze kijken naar ‘Heb je zin?’

de bank
de slaapkamer
de voortuin
de keuken

In _________________ staat mijn bed. Het bed is groot en zacht.

de slaapkamer
het bad
de bijkeuken
de voortuin

________________ staat in de slaapkamer, naast de kast.

Het bed
De badkamer
Het bad
Het fornuis

In ____________ zijn het bad, de douche en de wc.

de badkamer
het bed
het toilet
de tuin

_______________ is in de badkamer.

De douche
De bijkeuken
De tafel
De televisie

Ik zit in ____________ met warm water. Ik relax en lees een boek.

een bad
een toilet
een fornuis
koel

Waar is de wasmachine? De wasmachine is in ___________, naast de keuken.

de bijkeuken
het bed
de kruk
de tafel

Waar is de auto? De auto is in _________________.

de garage
de koelkast
de kamer
de zolder

De vrouwen tuinieren in _______________ achter het huis.

de tuin
de woonkamer
de tafel
thuis werken

Vóór het huis is _________________.

de voortuin
de achtertuin
thuis
de slaapkamer

Achter het huis is ___________________.

de achtertuin
tuinieren
de voortuin
het fornuis

____________ is onder het dak.

De zolder
De stoel
Het bed
Het huiswerk

Op _____________ zit een duif.

het dak
thuis werken
de deur
wonen

Ik eet vandaag ______________. Morgen ga ik naar een restaurant.

thuis
de slaapkamer
de bank
de achtertuin

‘_________________’ is populair in Nederland. Je werkt (met je computer) in je huis.

Thuiswerken
Wonen
De wc
De kast

Michele en Pedro maken __________________na de les. Ze lezen en schrijven.

het huiswerk
thuiswerken
wonen
de woonkamer

Quiz Summary

Information

Results

Results

Categories

1. Question

2. Question

3. Question

4. Question

5. Question

6. Question

7. Question

8. Question

9. Question

10. Question

11. Question

12. Question

13. Question

14. Question

15. Question

16. Question

17. Question

18. Question

19. Question

20. Question

21. Question

22. Question

23. Question

24. Question

25. Question

26. Question

27. Question

28. Question

29. Question

30. Question

31. Question

32. Question

33. Question

34. Question

35. Question