Vocabulary exercise – 17D – CONTEXT

___________zijn in de kast in de slaapkamer.

__________________van de advocaat is duur. Hij koopt _________in de P.C. Hooftstraat.

Zij koopt de rok, de jurk en de bh in _____________in de Kinkerstraat in Amsterdam.

Onder ___________ draagt de politieman donkere schoenen.

De trui is lelijk, maar ___________________

Het meisje draagt schoenen, een onderbroek, een bh, een trui en een _______________.

De jongen draagt een warme __________ over zijn T-shirt.

De vrouwen ____________ geen rok, maar een spijkerbroek.

Het is winter. Max gaat naar buiten. Hij draagt een warme __________.

Onder de blouse draagt de vrouw _______________. __________ is niet lang, maar kort.

Het is zomer. Marieke gaat naar het strand. Ze draagt een ________met bloemen. De _______staat haar mooi.

Ik heb __________ aan mijn voet.

Een sok is kort, ________ is lang.

Ik ga naar buiten. Ik doe mijn voet in ___________.

___________ is een speciale ‘schoen’ uit Nederland.

Ik doe _________ in mijn spijkerbroek.

De man draagt geen pak, maar een spijkerbroek en een ____________. Dat is goedkoop.

Hij draagt ____________ onder zijn overhemd.

De directeur draagt _________________ onder het colbert.

_____________is kleding voor het bovenlichaam.

Hij draagt een stropdas bij ______________. Hij draagt de stropdas boven het overhemd.

Mijn collega heeft een mooi pak! Hij draagt een broek, een overhemd en een _____________.

De man draagt op het werk een _____________, thuis niet.

Draagt hij een stropdas of een ________________ bij zijn pak?

Koningin Máxima draagt _____________ op het hoofd.

De agent draagt _______________op het hoofd.

Het is winter. De kinderen zijn buiten. Ze hebben handschoenen en een _________

Het is december. Het is koud. Ik draag ________________en een muts.

In de winter draag ik een warme ______.

Ik draag ‘s nachts een ________________in bed.

De vrouw is in de badkamer. Ze draagt een onderbroek en een _________

De agent draagt ________________onder zijn broek.