Vocabulary exercise – 21D – CONTEXT

______________ heeft een kop. De man heeft een hoofd.

‘_____________’ is synoniem van ‘het dier’. Denk aan: een konijn, een paard of een schaap.

Nederlanders hebben een kat, een hamster, een goudvis of een hond als __________.

__________ is een huisdier en een vriend. Denk aan: de rottweiler, de buldog en de dalmatiër.

‘___________’ is een synoniem van ‘de poes’.

____________ brengt een muis naar het huis.

De oren van ___________ zijn lang. Het beest is zacht. Denk aan: Nijntje en Bugs Bunny.

___________ loopt snel en heeft lange oren. Het dier is familie van het konijn, de hamster en de muis.

Oh nee! Een __________ in de keuken! Hij is klein, eet kaas en houdt niet van de poes.

___________ is een klein, zacht dier. Het kleine beest is familie van de haas, het konijn en de muis.

Vóór de winter ga ik ________________. Ik koop dan veel eten en doe dat in de keukenkastjes.

__________ is nu in het water.

De zoon van Linda heeft een ______________ als huisdier. Hij is klein, stil en oranje. Hij zegt: ‘blub’

_________________ woont bij het water in de tuin. Hij is langzaam.

Op ___________ zie je veel beesten: de koe, het paard, het varken, het schaap, de kip, de geit en de ezel.

Ik drink melk van __________.

De cowboy rijdt op het _____________.

__________________ woont op de boerderij.

Ik wil een trui maken voor de winter, met wol van __________.

Ik drink melk van de __________.

De oren van _________ zijn lang. Hij is familie van het paard.

Ik heb een ____________ in de tuin. Zij is de vrouw van de haan.

Het is vijf uur ‘s ochtends. Ik hoor _____________ in de tuin. Hij is de man van de kip.

Welke ____________ is dat? Is het een ooievaar, een mus of een duif? Het is een mus!

Donald Duck is een bekende ___________.

_________ is elegant, mooi, groot en wit. Hij leeft op en bij het water en is familie van de eend en de gans.

_________ is een watervogel. Hij is familie van de eend en de zwaan.

______________ brengt de baby naar de moeder.

In Nederland is ____________ bekend. Deze vogel is klein.

Op de Dam in Amsterdam zie je een bekende vogel: _______________.