Vocabulary exercise – 36D – CONTEXT

Het is 9 augustus. Kirsten, Mirjam en Max zijn vandaag jarig. Bart organiseert een groot ___________ voor de docenten en hij koopt een lekkere taart.

Vandaag ______________ we feest. Het is de verjaardag van Kathy. We ontvangen bezoek uit de hele wereld.

Ken jij een Nederlandse _____________?
– Ja hoor, Pasen is bijvoorbeeld een ___________ in Nederland. De kinderen zoeken dan eieren.

Marieke heeft vandaag een ______________. Ze gaat vandaag echt niks doen. Of…. misschien gaat ze alleen even een vriendin met een bezoek verrassen.

Wanneer is het _____________?
– Op 1 januari natuurlijk. Dan begint het nieuwe jaar. Wat ga jij doen met __________?
Ik ga op bezoek bij mijn familie.

In Nederland vieren we ______________ op 31 december, dat is na Kerstmis. We eten met ____________ oliebollen.

Met Oud en Nieuw eet ik zeker meer dan één _________________. De ______________ is misschien niet zo gezond, maar wel erg lekker!

De vrienden vieren _________________ in een café in het centrum. Het is 31 december. Om twaalf uur precies drinken ze een glas champagne.

In de provincie Limburg vieren ze __________________. Dit gebeurt in de maand februari. Dan zingen ze en dansen ze de polonaise.

Het is vandaag ________________. Een feest van het christelijk geloof. Voor jonge kinderen is dit het feest van de paashaas en paaseieren.

___________________heeft eieren. De eieren hebben ieder een andere kleur: geel, roze, rood, groen, blauw, oranje… Mijn dochter van zes zoekt de eieren.

Mijn dochter krijgt met Pasen een ___________ van chocolade. Ze is blij met het ei.

‘s Ochtends eet ik bijna nooit _______________, maar mijn vriend eet iedere dag _____________ met tomaat en kaas. Dat vindt hij erg lekker.

Op 27 april is het ___________________ in Nederland. De straten zijn oranje. In Amsterdam verkopen kinderen oude dingen op straat. Ik hoor muziek en het is feest. Koning Willem Alexander is jarig!

_______________ is veertig dagen na Pasen. Het is een christelijke feestdag. In Nederland is __________________ een vrije dag. ________ is altijd op donderdag.

Met _______________ kun je naar een bekend festival in de provincie Limburg: Pinkpop. ___________ is vijftig dagen na Pasen en tien dagen na Hemelvaart.

______________ vaart van Spanje naar Nederland op een boot vol met cadeautjes en Zwarte Pieten. Op 5 december vieren de kinderen het feest van _______________.

Ken je ________________? Hij helpt Sinterklaas op 5 december met de cadeautjes. Niet alle Nederlanders houden van _______________.

Op 25 en 26 december vieren we in Nederland _________________.

Ik vier elk jaar Kerstmis. Ik koop cadeaus voor mijn kinderen en koop een mooie _____________. Onder de _____________ leg ik de cadeautjes. Ik koop ook altijd enkele kaarsen.

Mijn vader is religieus. Hij is christelijk, dus met Kerstmis denkt hij aan de geboorte van Jezus, niet aan ________________. Mijn nichtje gelooft in _____________. Hij geeft haar cadeautjes.

Het vriest! Het is tien graden onder nul. Vandaag moeten de kinderen niet naar school. Ze hebben ____________! Ze zijn erg blij.

Wie ga je ___________________ op je verjaardag? Ik vraag mijn zus, mijn broer en mijn beste vrienden.

Op ________________ staat: ‘Het feest is op 10 augustus. Het begint om vier uur ‘s middags. Kom je ook? Je bent welkom!’

Joke is jarig. Ze zegt: ‘___________ op mijn verjaardag. Leuk dat je er bent! Wil je misschien taart en een kopje koffie?’

Mijn tante gaat bij mijn moeder op _______________. Ze drinkt een kopje koffie met melk en suiker. De vrouwen praten over het weer en over de geboorte van mijn neefje.

De kinderen _________ op 5 december cadeautjes van Sinterklaas.

Op zaterdag en zondag wil ik altijd graag _____________________. Soms komen mijn vader en moeder. Soms komen mijn vrienden.

Koopt je vriendje altijd een mooi _____________ voor je op je verjaardag?
– Zeker! Ik krijg altijd iets moois van hem, bijvoorbeeld een zilveren pen of een zomerjurk.

Met Kerstmis, op 25 december vieren Christenen _________________ van Jezus. Ze gaan dan naar de kerk. Soms hebben ze thuis ook een kerstboom.

Vier jij je ________________ altijd?
– Ik vier mijn ___________ soms, maar niet altijd. Dit jaar ontvang ik weinig bezoek, want ik ben een beetje ziek.

Ik vier vandaag mijn verjaardag, dus mijn collega’s krijgen _________________. Op de ________________ liggen kersen, frambozen en aardbeien.

Ik zie één ________________ op de taart. Het kind wordt dus één jaar.

Zullen we Marieke op haar verjaardag _____________?
– Ja, leuk! Ik koop een mooi cadeau en jij kunt een taart bakken. We kunnen haar familie en vrienden ook uitnodigen.

Op 26 april is _____________ van mijn zus. Ze gaat dan trouwen met een rijke man uit Rusland. Ze zal de Russische familie van haar man op die dag natuurlijk ook ontvangen.