Lesson 03 – Amsterdam


Transcript

Hallo! Hello!
Ik ben Bart de Pau. My name is Bart de Pau.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Welcome to ‘Heb je zin?’ (Are you in the mood?)
We gaan weer Nederlandse zinnen oefenen. We are going to practise sentences in Dutch again.
Dit zijn de studenten van Marieke. These are Marieke’s students.
Ze wonen in Rotterdam. They live in Rotterdam.
En dit is Marieke. And this is Marieke.
Vandaag gaan ze naar Amsterdam. Today, they are going to Amsterdam.
In Amsterdam woont Martin. Martin lives in Amsterdam.
De studenten komen met de trein. The students will come by train.
Martin fietst naar het station. Martin is cycling to the railway station.
Hij zet zijn fiets in de fietsenstalling. He puts his bike the bicycle stall.
In de fietsenstalling staan heel veel fietsen. In the bicycle stall, there are a lot of bikes.
In Amsterdam heeft iedereen een fiets. In Amsterdam, everyone has a bicycle.
Martin loopt naar het perron. Martin walks to the platform.
Daar is de trein uit Rotterdam. There is the train from Rotterdam.
Waar zijn de studenten? Where are the students?
Ah! Daar zijn de studenten. Ah! There are the students.
Met Marieke. With Marieke.
Hallo. Hello.
Welkom in Amsterdam! Welcome to Amsterdam.
Vandaag laat ik de stad zien. Today, I will show you the city.
Vinden jullie dat leuk? Would you like that?
Ja! Yes!
Is dit voor jullie de eerste keer in Amsterdam? Is this the first time for you in Amsterdam?
“Voor mij wel”, zegt Pedro. “For me it is”, says Pedro.
“Voor mij ook”, zegt Ulrich. “For me too”, says Ulrich.
“Voor mij is het ook de eerste keer”, zegt Natasha. “It is the first time for me as well”, says Natasha.
“Voor ons ook”, zeggen François en Alice. “For us too”, say François and Alice.
“Voor mij niet”, zegt Peter. “Not for me”, says Peter.
Mijn vader heeft familie in Amsterdam. My father has got relatives in Amsterdam.
Ok. Ok.
Laten we beginnen. Let’s begin.
We gaan een rondje lopen. We are going for a walk.
En ik vertel iets over Amsterdam. And I will tell something about Amsterdam.
Dit is het centrum van Amsterdam. This is the center of Amsterdam.
Kijk uit! Hier zitten veel duiven. Watch out! There are a lot of pigeons here.
Kijk uit? Watch out?
Te laat. Too late.
Dit plein heet ‘de Dam’. This square is called ‘de Dam’ (Dam Square).
Dit is het ‘Monument op de Dam’. And this is the ‘Monument on Dam Square’.
Dit is het ‘Paleis op de Dam’. This is the ‘Palace on Dam Square’.
Hier woon ik. Here is where I live.
Nee, dat is een grapje! No, that’s a joke!
Dit is een paleis van de koning. This is one of the king’s palaces.
Maar hij woont hier niet. But he doesn’t live here.
De koning heeft veel paleizen. The king has many palaces.
Hij woont in Den Haag. He lives in The Hague.
Laten we verder lopen. Let’s continue our walk.
Dit is een bekend park. This is a well-known park.
Het ‘Vondelpark’. The ‘Vondelpark’.
In de zomer, kun je hier lekker uitrusten. In summer, you can relax here very well.
“Wij willen nog niet uitrusten!” zeggen de studenten. “We don’t want to relax!” say the students.
Wij willen nog heel veel zien. We still want to see a lot.
De studenten lopen verder. The students continue their walk.
“Hoe oud is Amsterdam?” vraagt Natasha. “How old is Amsterdam?” asks Natasha.
Heel oud! Very old!
Maar, de 17e eeuw was een belangrijke periode. But, the 17th century was an important period.
Toen groeide de stad heel snel. Then, the city grew very fast.
De 17e eeuw heet de Gouden eeuw. The 17th century is called the ‘Golden Age’.
Veel huizen zijn uit die tijd. Many houses date from this time.
We noemen deze huizen: grachtenpanden. We call these houses ‘canal houses’.
hrrachtenpndn’ !?!?! (incomprehensible)
“Dat is een moeilijk woord!” zegt Alice. “That is a difficult word!” says Alice.
Een gracht is een kanaal. [Een gracht] is a canal.
Een pand is een gebouw. [Een pand] is a building.
Dus, een grachtenpand is een gebouw aan een kanaal. So, [een grachtenpand] is a building at a canal.
Amsterdam heeft heel veel grachten. Amsterdam has a lot of canals.
En dat is leuk! And that is fun!
Want door de gracht, kun je varen met een bootje. Because through the canals, you can go boating.
“Dat wil ik!” roept Pedro. “That is what I want to do!” shouts Pedro.
“Dat willen wij ook!” roepen de andere studenten. “We want to do that too” shout the other students.
Dan huren we een bootje! Then we will rent a boat!
En dan varen we door Amsterdam. And then we will go boating through Amsterdam.
Hallo. Hello.
Wij willen een bootje huren. We want to rent a boat.
Zijn jullie met 8 personen? Are there eight of you?
De man praat met een Amsterdams accent. The man speaks with an Amsterdam accent.
Let niet op de uitspraak! Don’t pay attention to the pronunciation!
In Amsterdam zeggen ze een [s] en geen [z]. In Amsterdam, they say an [s] instead of a [z].
Ja, we zijn met 8 personen. Yes, we are 8 persons.
Voor jullie is dat zeventig euro. For you, that will be seventy euros.
Zeventig euro? Seventy euros?
Hoelang mogen we varen? How long can we use the boat for?
Jullie mogen 4 uur varen. You may use it for 4 hours.
Let niet op de uitspraak! Don’t pay attention to the pronunciation!
In Amsterdam zeggen ze een [f] en geen [v]. In Amsterdam they say an [f] instead of a [v].
Zullen we het doen? Shall we do it?
En dan delen we de kosten. And then we share the costs.
“Ja!!!” zeggen de studenten. “Yes!!!” say the students.
Dat is goed! That is ok!
We nemen het bootje. We take the boat.
Dit was het filmpje van vandaag. This was the video of today.
Volgende keer kijken we naar deel twee Next time we will watch the second part
van het bezoek aan Amsterdam. of the visit to Amsterdam.

Subtitles in other languages

Hallo! Привет!
Ik ben Bart de Pau. Меня зовут Барт де Пау.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Добро пожаловать на ‘Heb je zin?’ (как настроение?)
We gaan weer Nederlandse zinnen oefenen. Мы будем снова практиковать предложения на нидерландском.
Dit zijn de studenten van Marieke. Это студенты Марике
Ze wonen in Rotterdam. Они живут в Роттердаме.
En dit is Marieke. А это Марике.
Vandaag gaan ze naar Amsterdam. Сегодня они собираются в Амстердам.
In Amsterdam woont Martin. В Амстердаме живёт Мартин.
De studenten komen met de trein. Студенты приедут на поезде.
Martin fietst naar het station. Мартин на велосипеде едет на вокзал.
Hij zet zijn fiets in de fietsenstalling. Он ставит свой велосипед на велопарковку.
In de fietsenstalling staan heel veel fietsen. На велопарковке стоит очень много велосипедов.
In Amsterdam heeft iedereen een fiets. В Амстердаме у всех есть велосипед.
Martin loopt naar het perron. Мартин идёт к перрону.
Daar is de trein uit Rotterdam. Туда приходит поезд из Роттердама.
Waar zijn de studenten? Где же студенты?
Ah! Daar zijn de studenten. А! Вот студенты.
Met Marieke. С Марике.
Hallo. Привет.
Welkom in Amsterdam! Добро пожаловать в Амстердам.
Vandaag laat ik de stad zien. Сегодня я покажу вам город.
Vinden jullie dat leuk? Вам нравится эта идея?
Ja! Да!
Is dit voor jullie de eerste keer in Amsterdam? Это для вас первый раз в Амстердаме?
Voor mij wel, zegt Pedro. “Для меня да”, говорит Педро.
Voor mij ook, zegt Ulrich. “Для меня тоже”, говорит Ульрих.
Voor mij is het ook de eerste keer, zegt Natasha. “Для меня это тоже первый раз”, говорит Наташа.
Voor ons ook, zeggen François en Alice. “Для нас тоже”, говорят Франсуа и Элис.
Voor mij niet, zegt Peter. “А для меня нет”, говорит Пейтер.
Mijn vader heeft familie in Amsterdam. У моего папы есть родственники в Амстердаме.
Ok. Окей.
Laten we beginnen. Давайте начнём.
We gaan een rondje lopen. Мы собираемся на прогулку.
En ik vertel iets over Amsterdam. И я буду рассказывать кое-что об Амстердаме.
Dit is het centrum van Amsterdam. Это центр Амстердама.
Kijk uit! Hier zitten veel duiven. Осторожно! Здесь много голубей.
Kijk uit? Осторожно?
Te laat. Слишком поздно.
Dit plein heet ‘de Dam’. Эта площадь называется ‘de Dam’ (площадь Дам).
Dit is het ‘Monument op de Dam’. А это ‘Monument op de Dam’ (памятник на площади Дам).
Dit is het ‘Paleis op de Dam’. Это ‘Paleis op de Dam’ (дворец на площади Дам).
Hier woon ik. Здесь живу я.
Nee, dat is een grapje! Да нет, это шутка!
Dit is een paleis van de koning. Это один из королевских дворцов.
Maar hij woont hier niet. Но король здесь не живёт.
De koning heeft veel paleizen. У короля много дворцов.
Hij woont in Den Haag. Он живёт в Гааге.
Laten we verder lopen. Давайте пойдём дальше.
Dit is een bekend park. Это известный парк.
Het ‘Vondelpark’. ‘Vondelpark’ (Парк Вондела).
In de zomer, kun je hier lekker uitrusten. Летом вы можете здесь замечательно отдохнуть.
Wij willen nog niet uitrusten! zeggen de studenten. ‘Мы не хотим отдыхать!’- Говорят студенты.
Wij willen nog heel veel zien. Мы хотим ещё многое увидеть.
De studenten lopen verder. Студенты идут дальше.
Hoe oud is Amsterdam? vraagt Natasha. “Сколько лет Амстердаму?”- Спрашивает Наташа.
Heel oud! Очень много!
Maar, de 17e eeuw was een belangrijke periode. Но важным периодом был XVII век.
Toen groeide de stad heel snel. В то время город очень быстро рос.
De 17e eeuw heet de Gouden eeuw. XVII столетие называют ‘Золотым веком’.
Veel huizen zijn uit die tijd. Много домов датировано тем временем.
We noemen deze huizen: grachtenpanden. Мы называем эти дома ‘дома на каналах’.
hrrachtenpndn’ !?!?! (неразборчиво)
Dat is een moeilijk woord! zegt Alice. “Это сложное слово!”- Говорит Элис.
Een gracht is een kanaal. [Een gracht] значит ‘канал’.
Een pand is een gebouw. А [een pand] значит ‘здание’.
Dus, een grachtenpand is een gebouw aan een kanaal. Получается, что [een grachtenpand] – это здание на канале.
Amsterdam heeft heel veel grachten. В Амстердаме очень много каналов.
En dat is leuk! И это замечательно!
Want door de gracht, kun je varen met een bootje. Потому что вдоль канала можно плыть на лодке.
Dat wil ik! roept Pedro. “Вот этого я хочу!”- восклицает Педро.
Dat willen wij ook! roepen de andere studenten. “И мы тоже хотим!”- восклицают остальные студенты.
Dan huren we een bootje! Тогда мы арендуем лодку!
En dan varen we door Amsterdam. И поплывём вдоль Амстердама.
Hallo. Привет.
Wij willen een bootje huren. Мы хотим взять лодку в аренду.
Zijn jullie met 8 personen? Вас восемь человек?
De man praat met een Amsterdams accent. Мужчина говорит с амстердамским акцентом.
Let niet op de uitspraak! Не обращайте внимание на произношение!
In Amsterdam zeggen ze een [s] en geen [z]. В Амстердаме говорят [с] вместо [з].
Ja, we zijn met 8 personen. Да, нас восемь человек.
Hoeveel kost dat? Сколько это будет стоить?
Voor jullie is dat zeventig euro. Это будет стоить вам 70 евро.
Zeventig euro? 70 евро?
Hoelang mogen we varen? Как долго мы можем использовать лодку?
Jullie mogen 4 uur varen. Вы можете кататься 4 часа.
Let niet op de uitspraak! Не обращайте внимание на произношение!
In Amsterdam zeggen ze een [f] en geen [v]. В Амстердаме говорят [ф] вместо [в].
Zullen we het doen? Ну что, берём?
En dan delen we de kosten. Потом мы разделим стоимость.
Ja!!! zeggen de studenten. “Да!!!” говорят студенты.
Dat is goed! Вот и отлично!
We nemen het bootje. Мы берём лодку.
Dit was het filmpje van vandaag. Таким было сегодняшнее видео.
Volgende keer kijken we naar deel twee В следующий раз мы увидим вторую часть
van het bezoek aan Amsterdam. посещения Амстердама.

Hallo! Привіт!
Ik ben Bart de Pau. Мене звати Барт де Пау.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Ласкаво просимо до “Heb je zin?”
We gaan weer Nederlandse zinnen oefenen. Ми знову попрактикуємо речення нідерландською мовою.
Dit zijn de studenten van Marieke. Це – студенти Маріке.
Ze wonen in Rotterdam. Вони живуть у Роттердамі.
En dit is Marieke. А це – Маріке.
Vandaag gaan ze naar Amsterdam. Сьогодні вони їдуть в Амстердам.
In Amsterdam woont Martin. В Амстредамі живе Мартін.
De studenten komen met de trein. Студенти приїдуть потягом.
Martin fietst naar het station. Мартін їде на велосипеді на вокзал.
Hij zet zijn fiets in de fietsenstalling. Він ставить свій велосипед на стоянку для велосипедів.
In de fietsenstalling staan heel veel fietsen. На стоянці стоїть багато велосипедів.
In Amsterdam heeft iedereen een fiets. В Амстердамі у кожного є велосипед.
Martin loopt naar het perron. Мартін йде на платформу.
Daar is de trein uit Rotterdam. Там стоїть потяг з Роттердаму.
Waar zijn de studenten? Де студенти?
Ah! Daar zijn de studenten. А! Ось і студенти.
Met Marieke. З Маріке.
Hallo. Привіт.
Welkom in Amsterdam! Ласкаво прошу до Амстердаму!
Vandaag laat ik de stad zien. Сьогодні я покажу вам місто.
Vinden jullie dat leuk? Добре?
Ja! Так!
Is dit voor jullie de eerste keer in Amsterdam? Ви вперше в Амстердамі?
Voor mij wel, zegt Pedro. “Я – так”, каже Педро.
Voor mij ook, zegt Ulrich. “Я теж”, каже Ульріх.
Voor mij is het ook de eerste keer, zegt Natasha. “Для мене це теж вперше”, каже Наташа.
Voor ons ook, zeggen Franois en Alice. «Для нас теж», кажуть Франсуа та Еліс.
Voor mij niet, zegt Peter. “Для мене ні”, каже Пітер.
Mijn vader heeft familie in Amsterdam. У мого батька є родичі в Амстердамі.
Ok. Ок.
Laten we beginnen. Почнемо.
We gaan een rondje lopen. Ми будемо гуляти.
En ik vertel iets over Amsterdam. І я розповідатиму щось про Амстердам.
Dit is het centrum van Amsterdam. Це – центр Амстердаму.
Kijk uit! Hier zitten veel duiven. Обережно! Тут багато голубів.
Kijk uit? Обережно?
Te laat. Запізно.
Dit plein heet ‘de Dam’. Ця площа називається ‘de Dam’ (площа Дам).
Dit is het ‘Monument op de Dam’. Це – «Пам’ятник на площі Дам».
Dit is het ‘Paleis op de Dam’. Це – “Палац на площі Дам”.
Hier woon ik. Тут я живу.
Nee, dat is een grapje! Ні, це жарт!
Dit is een paleis van de koning. Це один із королівських палаців.
Maar hij woont hier niet. Але він тут не живе.
De koning heeft veel paleizen. У короля багато палаців.
Hij woont in Den Haag. Він живе в Гаазі.
Laten we verder lopen. Йдемо далі.
Dit is een bekend park. Це – відомий парк.
Het ‘Vondelpark’. Парк Фондел.
In de zomer, kun je hier lekker uitrusten. Влітку тут можна добре відпочити.
Wij willen nog niet uitrusten! zeggen de studenten. “Ми ще не хочемо відпочивати!” говорять студенти.
Wij willen nog heel veel zien. Ми хочемо ще багато побачити.
De studenten lopen verder. Студенти йдуть далі.
Hoe oud is Amsterdam? vraagt Natasha. “Скільки років Амстердаму?” запитує Наташа.
Heel oud! Дуже багато!
Maar, de 17e eeuw was een belangrijke periode. Але 17 століття було важливим періодом.
Toen groeide de stad heel snel. Тоді місто дуже швидко розросталося.
De 17e eeuw heet de Gouden eeuw. 17 століття називають Золотим.
Veel huizen zijn uit die tijd. Багато будинків збудовано в той час.
We noemen deze huizen: grachtenpanden. Ми називаємо ці будинки: grachtenpanden (будинки вздовж каналу).
hrrachtenpndn’ !?!?! (незрозуміло)
Dat is een moeilijk woord! zegt Alice. “Оце важке слово!” каже Еліс.
Een gracht is een kanaal. [Een gracht] – це канал.
Een pand is een gebouw. [Een pand] – це будинок.
Dus, een grachtenpand is een gebouw aan een kanaal. Отже, [een grachtenpand] – це будинок вздовж каналу.
Amsterdam heeft heel veel grachten. В Амстердамі дуже багато каналів.
En dat is leuk! І це чудово!
Want door de gracht, kun je varen met een bootje. Тому що каналами можна плавати на човні.
Dat wil ik! roept Pedro. “Я хочу!” вигукує Педро.
Dat willen wij ook! roepen de andere studenten. “Ми теж хочемо” вигукують інші студенти.
Dan huren we een bootje! Тоді ми орендуємо човен!
En dan varen we door Amsterdam. І тоді попливемо Амстердамом.
Hallo. Добрий день!
Wij willen een bootje huren. Ми би хотіли орендувати човен.
Zijn jullie met 8 personen? Вас восьмеро?
De man praat met een Amsterdams accent. Чоловік говорить з амстердамським акцентом.
Let niet op de uitspraak! Не зважайте на вимову!
In Amsterdam zeggen ze een [s] en geen [z]. В Амстердамі вимовляють [s] замість [z].
Ja, we zijn met 8 personen. Так, нас 8 осіб.
Hoeveel kost dat? Скільки це коштуватиме?
Voor jullie is dat zeventig euro. Вам це коштуватиме сімдесят євро.
Zeventig euro? Сімдесят євро?
Hoelang mogen we varen? Скільки ми можемо плавати?
Jullie mogen 4 uur varen. Ви можете плавати 4 години.
Let niet op de uitspraak! Не зважайте на вимову!
In Amsterdam zeggen ze een [f] en geen [v]. В Амстердамі вимовляють [f] замість [v].
Zullen we het doen? Візьмемо?
En dan delen we de kosten. А потім розділимо витрати.
Ja!!! zeggen de studenten. “Так!!!” кажуть студенти.
Dat is goed! Добре!
We nemen het bootje. Ми беремо човен.
Dit was het filmpje van vandaag. Це було сьогоднішнє відео.
Volgende keer kijken we naar deel twee Наступного разу ми подивимося другу частину
van het bezoek aan Amsterdam. про візит до Амстердаму.

Hallo! Cześć!
Ik ben Bart de Pau. Jestem Bart de Pau.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Witam w ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?)
We gaan weer Nederlandse zinnen oefenen. My znów będziemy ćwiczyć niderlandzkie zdania.
Dit zijn de studenten van Marieke. To są studenci Marieke.
Ze wonen in Rotterdam. Oni mieszkają w Rotterdamie.
En dit is Marieke. A to jest Marieke.
Vandaag gaan ze naar Amsterdam. Dzisiaj oni jadą do Amsterdamu.
In Amsterdam woont Martin. W Amsterdamie mieszka Martin.
De studenten komen met de trein. Studenci przyjadą pociągiem.
Martin fietst naar het station. Martin jedzie rowerem na stację.
Hij zet zijn fiets in de fietsenstalling. On ustawia swój rower na stojaku dla rowerów.
In de fietsenstalling staan heel veel fietsen. Na stojaku stoi bardzo dużo rowerów.
In Amsterdam heeft iedereen een fiets. W Amsterdamie każdy ma rower.
Martin loopt naar het perron. Martin idzie na peron.
Daar is de trein uit Rotterdam. Tam jest pociąg z Rotterdamu.
Waar zijn de studenten? Gdzie są studenci?
Ah! Daar zijn de studenten. Ah! Tam są studenci.
Met Marieke. Z Marieke.
Hallo. Cześć.
Welkom in Amsterdam! Witajcie w Amsterdamie.
Vandaag laat ik de stad zien. Dzisiaj pokażę wam miasto.
Vinden jullie dat leuk? Podoba wam się to?
Ja! Tak!
Is dit voor jullie de eerste keer in Amsterdam? Czy to jest dla was pierwszy raz w Amsterdamie?
Voor mij wel, zegt Pedro. “Dla mnie tak” – mówi Pedro.
Voor mij ook, zegt Ulrich. “Dla mnie też” – mówi Ulrich.
Voor mij is het ook de eerste keer, zegt Natasha. “Dla mnie to też jest pierwszy raz” – mówi Natasha.
Voor ons ook, zeggen François en Alice. “Dla nas też” – mówią François i Alice.
Voor mij niet, zegt Peter. “Dla mnie nie” – mówi Peter.
Mijn vader heeft familie in Amsterdam. Mój ojciec ma rodzinę w Amsterdamie.
Ok. Ok.
Laten we beginnen. Zaczynajmy.
We gaan een rondje lopen. Idziemy na spacer.
En ik vertel iets over Amsterdam. I ja opowiem coś o Amsterdamie.
Dit is het centrum van Amsterdam. To jest centrum Amsterdamu.
Kijk uit! Hier zitten veel duiven. Uwaga! Tutaj jest dużo gołębi.
Kijk uit? Uwaga?
Te laat. Za późno.
Dit plein heet ‘de Dam’. Ten plac nazywa się ‘de Dam’ (Plac Dam).
Dit is het ‘Monument op de Dam’. A to jest ‘Pomnik na Placu Dam’.
Dit is het ‘Paleis op de Dam’. To jest ‘Pałac na Placu Dam’.
Hier woon ik. Tu mieszkam ja.
Nee, dat is een grapje! Nie, to żart!
Dit is een paleis van de koning. To jest pałac króla.
Maar hij woont hier niet. Ale on tu nie mieszka.
De koning heeft veel paleizen. Król ma wiele pałaców.
Hij woont in Den Haag. On mieszka w Hadze.
Laten we verder lopen. Kontynuujmy spacer.
Dit is een bekend park. To jest znany park.
Het ‘Vondelpark’. To ‘Vondelpark’.
In de zomer, kun je hier lekker uitrusten. W lecie można tu przyjemnie odpoczywać.
Wij willen nog niet uitrusten! zeggen de studenten. “My nie chcemy jeszcze odpoczywać!” – mówią studenci.
Wij willen nog heel veel zien. My chcemy jeszcze dużo zobaczyć.
De studenten lopen verder. Studenci spacerują dalej.
Hoe oud is Amsterdam? vraagt Natasha. “Jak stary jest Amsterdam?” – pyta Natasha.
Heel oud! Bardzo stary!
Maar de 17e eeuw was een belangrijke periode. Ale XVII wiek był ważnym okresem.
Toen groeide de stad heel snel. Wtedy miasto rosło bardzo szybko.
De 17e eeuw heet de Gouden eeuw. XVII wiek nazywa się ‘Złotym wiekiem’.
Veel huizen zijn uit die tijd. Dużo domów jest z tego czasu.
We noemen deze huizen: grachtenpanden. Nazywamy te domy ‘budynkami na kanałach’.
hrrachtenpndn’ !?!?! (niezrozumiałe)
Dat is een moeilijk woord! zegt Alice. “To jest trudne słowo!” – mówi Alice.
Een gracht’ is een kanaal. ‘Een gracht’ znaczy kanał.
Een pand’ is een gebouw. ‘Een pand’ znaczy budynek.
Dus, ‘een grachtenpand’ is een gebouw aan een kanaal. Zatem ‘een grachtenpand’ znaczy budynek na kanale.
Amsterdam heeft heel veel grachten. Amsterdam ma wiele kanałów.
En dat is leuk! I to jest fajne!
Want door de gracht, kun je varen met een bootje. Ponieważ przez te kanały możesz płynąć łódką.
Dat wil ik! roept Pedro. “To jest to, czego ja chcę!” – krzyczy Pedro.
Dat willen wij ook! roepen de andere studenten. “My też tego chcemy” – krzyczą inni studenci.
Dan huren we een bootje! W takim razie wynajmiemy łódkę!
En dan varen we door Amsterdam. I wtedy popłyniemy przez Amsterdam.
Hallo. Dzień dobry.
Wij willen een bootje huren. Chcemy wynająć łódkę.
Zijn jullie met 8 personen? Jest was ośmioro?
De man praat met een Amsterdams accent. Mężczyzna mówi z amsterdamskim akcentem.
Let niet op de uitspraak! Nie zwracajcie uwagi na wymowę!
In Amsterdam zeggen ze een [s] en geen [z]. W Amsterdamie mówią [s] zamiast [z].
Ja, we zijn met 8 personen. Tak, jest nas ośmioro .
Hoeveel kost dat? Ile to kosztuje?
Voor jullie is dat zeventig euro. Dla was to będzie 70 euro.
Zeventig euro? 70 euro?
Hoelang mogen we varen? Jak długo możemy płynąć?
Jullie mogen 4 uur varen. Wy możecie płynąć 4 godziny.
Let niet op de uitspraak! Nie zwracajcie uwagi na wymowę!
In Amsterdam zeggen ze een [f] en geen [v]. W Amsterdamie mówią [f] zamiast [v].
Zullen we het doen? Robimy to?
En dan delen we de kosten. A później podzielimy się kosztami.
Ja!!! zeggen de studenten. “Tak!!!” – mówią studenci.
Dat is goed! Dobrze!
We nemen het bootje. Bierzemy łódkę.
Dit was het filmpje van vandaag. To był filmik na dziś.
Volgende keer kijken we naar deel twee Następnym razem zobaczymy drugą część
van het bezoek aan Amsterdam. wycieczki do Amsterdamu.