Lesson 10 – Personal pronoun as object


Transcript

Hallo. Hello.
Mijn naam is Bart de Pau. My name is Bart de Pau.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Welcome to ‘Heb je zin?’ (are you in the mood?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Today we’ll practise sentences in Dutch
met de grammatica van #dutchgrammar les 17 with the grammar from #dutchgrammar lesson 17
over het persoonlijk voornaamwoord. about personal pronouns.
Marieke is bij Martin. Marieke is at Martin’s place.
Zij is bij hem. She is with him.
Hij kookt voor haar. He is cooking for her.
En zij helpt hem. And she is helping him.
De aardappeltjes staan op het vuur. The potatoes are cooking.
Ze wachten en ze maken plannen voor vanavond. They wait and make plans for the evening.
Martin gaat een Italiaanse vriend bellen. Martin is going to call an Italian friend.
Hallo, met Gianluca. Hello, Gianluca speaking.
Hallo Gianluca, met Martin. Hello Gianluca, it’s Martin.
Dag Martin. Hi Martin.
Ik kom straks naar jou. I’m coming to you soon.
Lekker voetbal kijken. I’m looking forward to watching football.
Eh Gianluca… Eh Gianluca…
Ik ben met een meisje, Marieke. I am with a girl, Marieke.
Wil je met ons naar de kroeg? Do you want to go with us to the pub?
Dan kijken we daar voetbal. Then we’ll watch football over there.
Eh… gaan we voetbal kijken met haar ?!?! Eh… are we going to watch football with her ?!?!
Ja. Yes.
Is dat een probleem voor jou? Is that a problem for you?
Eh… Eh…
Marieke is docent Nederlands. Marieke is a teacher of Dutch.
Misschien interessant voor jou? Maybe interesting for you?
Voor mij? For me?
Heeft ze dan blond haar? Does she have blond hair?
Gianluca, dat bedoel ik niet! Gianluca, that’s not what I mean!
Misschien kan zij jou lesgeven. Maybe she can teach you.
Oh, bedoel je dat. Oh, is that what you mean.
Eh… Eh…
Nou, voor mij is het OK. Well, it’s OK by me.
Ik wil haar wel eens zien. I would like to meet her.
Je praat zo vaak over haar. You talk so often about her.
Ik ga graag met jullie naar de kroeg. I’d like to go with you to the pub.
Kom jij eerst naar ons? Are you coming to us first?
Dat is goed. Alright.
Dan kom ik eerst naar jullie. Then I will come to you first.
OK. OK.
Wij gaan eerst eten. We are going to have dinner first.
Ik zie je om 9 uur. I’ll see you at 9 o’clock.
Tot dan! See you then!
Tot zo! So long!
Dat was Gianluca. That was Gianluca.
Hij gaat met ons naar de kroeg. He is going with us to the pub.
Hij is over 2 uurtjes hier. He’ll be here in 2 hours.
Hij spreekt al goed Nederlands, He already speaks Dutch well
maar nog niet perfect. but not perfectly yet.
Misschien kun je hem lesgeven? Perhaps you can teach him?
Lesgeven aan hem? Teach him?
Aan een Italiaanse man? An Italian man?
Die denken alleen aan voetbal en blonde vrouwen! They only think about football and blond women!
Nee…. zo is Gianluca niet. No… Gianluca is not like that.
De aardappeltjes zijn bijna gaar. The potatoes are almost ready.
Nu bakt Martin de biefstuk. Now, Martin is frying the steak.
Hoe wil je hem? How do you want it?
‘Ik wil hem rood’, zegt Marieke. Marieke says: ‘I would like it rare.’
OK. Dan haal ik hem uit de pan. OK. Then I’ll take it out of the pan.
Deze biefstuk is voor jou. This steak is for you.
Dan is deze van mij. Then this one is mine.
Nog 1 minuutje. One more minute.
Ik hou van medium. I like medium.
Zo… ondertussen zijn de aardappeltjes klaar. Well… in the meantime the potatoes are ready.
En ook de courgettes kunnen uit de oven. And the zucchinis can be taken from the oven.
Marieke en Martin beginnen met eten. Marieke and Martin start to eat.
Eet smakelijk! Enjoy your meal!
Eet smakelijk! Enjoy your meal!
In de volgende les In the next lesson
zien we Martin en Marieke weer. we’ll see Martin and Marieke again.
Dan laat Martin zijn huis zien. Then, Martin will show his house.
En komt Gianluca op bezoek. And Gianluca will come to visit.
Tot dan! See you then!

Subtitles in other languages

Hallo. Привет.
Mijn naam is Bart de Pau. Меня зовут Барт де Пау.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Добро пожаловать на ‘Heb je zin?’ (как настроение?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Сегодня мы практикуем предложения на нидерландском,
met de grammatica van #dutchgrammar les 17 используя грамматику из урока 17 #dutchgrammar
over het persoonlijk voornaamwoord. о личных местоимениях.
Marieke is bij Martin. Марике у Мартина.
Zij is bij hem. Она с ним.
Hij kookt voor haar. Он готовит для неё.
En zij helpt hem. А она помогает ему.
De aardappeltjes staan op het vuur. Картошка готовится на огне.
Ze wachten en ze maken plannen voor vanavond. Они ждут и строят планы на вечер.
Martin gaat een Italiaanse vriend bellen. Мартин собирается позвонить итальянскому другу.
Hallo, met Gianluca. Привет, это Джанлука.
Hallo Gianluca, met Martin. Привет Джанлука, это Мартин.
Dag Martin. Привет, Мартин.
Ik kom straks naar jou. Я скоро к тебе приду.
Lekker voetbal kijken. Чтоб с удовольствием посмотреть футбол.
Eh Gianluca… Ээ Джанлука…
Ik ben met een meisje, Marieke. Я с девушкой, Марике.
Wil je met ons naar de kroeg? Хочешь пойти с нами в паб?
Dan kijken we daar voetbal. Тогда мы посмотрим футбол там.
Eh… gaan we voetbal kijken met haar ?!?! Ээ… мы будем смотреть футбол с ней ?!?!
Ja. Да.
Is dat een probleem voor jou? Это проблема для тебя?
Eh… Ээ…
Marieke is docent Nederlands. Марике преподаватель нидерландского.
Misschien interessant voor jou? Может тебе будет интересно?
Voor mij? Мне?
Heeft ze dan blond haar? Она блондинка?
Gianluca, dat bedoel ik niet! Джанлука, это не то, что я имею в виду!
Misschien kan zij jou lesgeven. Может быть она может обучать тебя.
Oh, bedoel je dat. О, ты это имеешь в виду.
Eh… Э…
Nou, voor mij is het OK. Ну, я не против.
Ik wil haar wel eens zien. Я бы хотел с ней встретиться.
Je praat zo vaak over haar. Ты так часто о ней говоришь.
Ik ga graag met jullie naar de kroeg. Я с удовольствием пойду с вами в паб.
Kom jij eerst naar ons? Ты придёшь сначала к нам?
Dat is goed. Хорошо.
Dan kom ik eerst naar jullie. Тогда я зайду к вам сначала.
OK. Окей.
Wij gaan eerst eten. Мы собираемся сначала поужинать.
Ik zie je om 9 uur. Увидимся в 9 часов.
Tot dan! До скорого!
Tot zo! До скорого!
Dat was Gianluca. Это был Джанлука.
Hij gaat met ons naar de kroeg. Он пойдёт с нами в паб.
Hij is over 2 uurtjes hier. Он будет тут через 2 часа.
Hij spreekt al goed Nederlands, Он уже хорошо разговаривает на нидерландском
maar nog niet perfect. но ещё не идеально.
Misschien kun je hem lesgeven? Может быть ты можешь его обучать?
Lesgeven aan hem? Обучать его?
Aan een Italiaanse man? Итальянского мужчину?
Die denken alleen aan voetbal en blonde vrouwen! Они думают только о футболе и блондинках!
Nee…. zo is Gianluca niet. Нет… Джанлука не такой.
De aardappeltjes zijn bijna gaar. Картошка почти готова.
Nu bakt Martin de biefstuk. Сейчас Мартин жарит стейк.
Hoe wil je hem? Каким ты его хочешь?
‘Ik wil hem rood’, zegt Marieke. Марике говорит: ‘Я бы хотела с кровью.’
OK. Dan haal ik hem uit de pan. OK. Тогда я достану его из сковороды.
Deze biefstuk is voor jou. Этот стейк для тебя.
Dan is deze van mij. Тогда этот мой.
Nog 1 minuutje. Ещё одна минутка.
Ik hou van medium. Я люблю средней прожарки.
Zo… ondertussen zijn de aardappeltjes klaar. И так… тем временем картошка готова.
En ook de courgettes kunnen uit de oven. И кабачки можно достать из духовки.
Marieke en Martin beginnen met eten. Марике и Мартин начинают есть.
Eet smakelijk! Приятного аппетита!
Eet smakelijk! Приятного апетита!
In de volgende les В следующем уроке
zien we Martin en Marieke weer. мы снова увидим Мартина и Марике.
Dan laat Martin zijn huis zien. Тогда Мартин покажет свой дом.
En komt Gianluca op bezoek. И Джанлука прийдёт в гости.
Tot dan! До скорого!

Hallo. Привіт.
Mijn naam is Bart de Pau. Моє ім’я – Барт де Пау.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Ласкаво просимо до “Heb je zin?” (Як настрій?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Сьогодні ми будемо практикувати речення нідерландською мовою
met de grammatica van #dutchgrammar les 17 з граматикою з уроку 17 #dutchgrammar
over het persoonlijk voornaamwoord. про особові займенники.
Marieke is bij Martin. Маріке – у Мартіна.
Zij is bij hem. Вона – у нього.
Hij kookt voor haar. Він готує для неї.
En zij helpt hem. І вона йому допомагає.
De aardappeltjes staan op het vuur. Картопля вариться.
Ze wachten en ze maken plannen voor vanavond. Вони чекають і планують вечір.
Martin gaat een Italiaanse vriend bellen. Мартін збирається подзвонити італійському другові.
Hallo, met Gianluca. Привіт, це Джанлука.
Hallo Gianluca, met Martin. Привіт Джанлука, це Мартін.
Dag Martin. Привіт, Мартіне.
Ik kom straks naar jou. Я скоро прийду до тебе.
Lekker voetbal kijken. Щоб із задоволенням подивитись футбол.
Eh Gianluca… О Джанлука…
Ik ben met een meisje, Marieke. Я з дівчиною, Маріке.
Wil je met ons naar de kroeg? Хочеш піти з нами в паб?
Dan kijken we daar voetbal. Тоді ми там i подивимось футбол .
Eh… gaan we voetbal kijken met haar?!?! Е… ми будемо дивитися футбол з нею?!?!
Ja. Так.
Is dat een probleem voor jou? Чи це для тебе проблема?
Eh… Ех…
Marieke is docent Nederlands. Маріке – викладач нідерландської мови.
Misschien interessant voor jou? Можливо, тобі буде цікаво?
Voor mij? Мені?
Heeft ze dan blond haar? Вона білявка?
Gianluca, dat bedoel ik niet! Джанлука, я не це маю на увазі!
Misschien kan zij jou lesgeven. Можливо, вона зможе тобі провести урок.
Oh, bedoel je dat. О, ти це маєш на увазі.
Eh… Ех…
Nou, voor mij is het OK. Ну, я не проти.
Ik wil haar wel eens zien. Я хотів би з нею якось познайомитись.
Je praat zo vaak over haar. Ти так часто про неї говориш.
Ik ga graag met jullie naar de kroeg. Я з задоволенням піду з вами в паб.
Kom jij eerst naar ons? Прийдеш спочатку до нас?
Dat is goed. Добре.
Dan kom ik eerst naar jullie. Тоді я прийду спочатку до вас.
OK. ОК.
Wij gaan eerst eten. Ми спочатку повечеряємо.
Ik zie je om 9 uur. До зустрічі о 9 годині.
Tot dan! До зустрічі!
Tot zo! До зустрічі!
Dat was Gianluca. Це був Джанлука.
Hij gaat met ons naar de kroeg. Він піде з нами в паб.
Hij is over 2 uurtjes hier. Він буде тут через 2 години.
Hij spreekt al goed Nederlands, Він уже добре говорить нідерландською,
maar nog niet perfect. але ще не ідеально.
Misschien kun je hem lesgeven? Можливо, ти зможеш його навчати?
Lesgeven aan hem? Навчати його?
Aan een Italiaanse man? Італійця?
Die denken alleen aan voetbal en blonde vrouwen! Вони думають лише про футбол і білявих жінок!
Nee…. zo is Gianluca niet. Ні… Джанлука не такий.
De aardappeltjes zijn bijna gaar. Картопля майже готова.
Nu bakt Martin de biefstuk. Зараз Мартін смажить стейк.
Hoe wil je hem? Як тобі його приготувати?
‘Ik wil hem rood’, zegt Marieke. Маріке каже: “Мені з кров’ю”.
OK. Dan haal ik hem uit de pan. Гаразд. Тоді я зніму його з пательні.
Deze biefstuk is voor jou. Цей стейк – для тебе.
Dan is deze van mij. Тоді цей – для мене.
Nog 1 minuutje. Ще 1 хвилину.
Ik hou van medium. Мені подобається середня прожарка.
Zo… ondertussen zijn de aardappeltjes klaar. Отже… тим часом картопля готова.
En ook de courgettes kunnen uit de oven. І кабачки також можна виймати з духовки.
Marieke en Martin beginnen met eten. Маріке і Мартін починають їсти.
Eet smakelijk! Смачного!
Eet smakelijk! Смачного!
In de volgende les В наступному уроцi
zien we Martin en Marieke weer. ми знову побачимо Мартіна та Маріке.
Dan laat Martin zijn huis zien. Тоді Мартін покаже свій дім.
En komt Gianluca op bezoek. І в гості прийде Джанлука.
Tot dan! До зустрічі!

Hallo. Cześć.
Mijn naam is Bart de Pau. Nazywam się Bart de Pau.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Witam w ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Dzisiaj poćwiczymy niderlandzkie zdania
met de grammatica van #dutchgrammar les 17 z użyciem gramatyki z #dutchgrammar lekcja 17
over het persoonlijk voornaamwoord. o zaimku osobowym.
Marieke is bij Martin. Marieke jest u Martina.
Zij is bij hem. Ona jest z nim.
Hij kookt voor haar. On gotuje dla niej.
En zij helpt hem. A ona mu pomaga.
De aardappeltjes staan op het vuur. Ziemniaki gotują się.
Ze wachten en ze maken plannen voor vanavond. Oni czekają i robią plany na wieczór.
Martin gaat een Italiaanse vriend bellen. Martin zamierza zadzwonić do swojego włoskiego kolegi.
Hallo, met Gianluca. Halo, tu Gianluca.
Hallo Gianluca, met Martin. Halo Gianluca, tu Martin.
Dag Martin. Cześć Martin.
Ik kom straks naar jou. Wkrótce do ciebie wychodzę.
Lekker voetbal kijken. Wspólnie oglądać mecz.
Eh Gianluca… Eh Gianluca…
Ik ben met een meisje, Marieke. Ja jestem z dziewczyną, Marieke.
Wil je met ons naar de kroeg? Chcesz pójść z nami do baru?
Dan kijken we daar voetbal. Tam będziemy oglądać mecz.
Eh… gaan we voetbal kijken met haar ?!?! Eh… będziemy oglądać mecz z nią?!?!
Ja. Tak.
Is dat een probleem voor jou? Czy to problem dla ciebie
Eh… Eh…
Marieke is docent Nederlands. Marieke jest nauczycielką niderlandzkiego.
Misschien interessant voor jou? Może to cię zainteresuje?
Voor mij? Mnie?
Heeft ze dan blond haar? Czy ona jest blondynką?
Gianluca, dat bedoel ik niet! Gianluca, nie to mam na myśli!
Misschien kan zij jou lesgeven. Może ona mogłaby udzielać ci korepetycji.
Oh, bedoel je dat. Oh, o to ci chodzi.
Eh… Eh…
Nou, voor mij is het OK. Dla mnie ok.
Ik wil haar wel eens zien. Chcę ją poznać.
Je praat zo vaak over haar. Ty mówisz o niej tak często.
Ik ga graag met jullie naar de kroeg. Z przyjemnością pójdę z wami do baru.
Kom jij eerst naar ons? Przyjdziesz najpierw do nas?
Dat is goed. Dobrze.
Dan kom ik eerst naar jullie. W takim razie pójdę najpierw do was.
OK. OK.
Wij gaan eerst eten. My najpierw będziemy jeść.
Ik zie je om 9 uur. Widzimy się o 21.00.
Tot dan! Do zobaczenia!
Tot zo! Do zobaczenia niebawem!
Dat was Gianluca. To był Gianluca.
Hij gaat met ons naar de kroeg. On idzie z nami do baru.
Hij is over 2 uurtjes hier. On będzie tu za 2 godziny.
Hij spreekt al goed Nederlands, On już mówi dobrze po niderlandzku,
maar nog niet perfect. ale jeszcze nie perfekcyjnie.
Misschien kun je hem lesgeven? Czy to możliwe, żebyś udzielała mu korepetycji?
Lesgeven aan hem? Uczyć jego?
Aan een Italiaanse man? Włocha?
Die denken alleen aan voetbal en blonde vrouwen! Oni myślą tylko o piłce nożnej i blondynkach!
Nee…. zo is Gianluca niet. Nie… Gianluca nie jest taki.
De aardappeltjes zijn bijna gaar. Ziemniaki są prawie gotowe.
Nu bakt Martin de biefstuk. Teraz Martin smaży steka.
Hoe wil je hem? Jakiego chcesz?
‘Ik wil hem rood’, zegt Marieke. Marieke mówi: ‘słabo wysmażony’.
OK. Dan haal ik hem uit de pan. OK, więc zdejmuję go z patelni.
Deze biefstuk is voor jou. Ten stek jest dla ciebie.
Dan is deze van mij. A ten jest dla mnie.
Nog 1 minuutje. Jescze minutka.
Ik hou van medium. Ja lubię średnio wysmażone.
Zo… ondertussen zijn de aardappeltjes klaar. tak… tymczasem ziemniaki są gotowe.
En ook de courgettes kunnen uit de oven. Cukinie też można wyjąć z piekarnika.
Marieke en Martin beginnen met eten. Marieke i Martin zaczynają jeść.
Eet smakelijk! Smacznego!
Eet smakelijk! Smacznego!
In de volgende les Podczas następnej lekcji
zien we Martin en Marieke weer. znów zobaczymy Martina i Marieke.
Dan laat Martin zijn huis zien. Wtedy Martin pokaże swój dom.
En komt Gianluca op bezoek. A Gianluca wpadnie w odwiedziny.
Tot dan! Do zobaczenia niebawem!