Lesson 23 – The auxiliary verb ‘zullen’


Transcript

Hallo. Hello.
Mijn naam is Bart de Pau, online docent Nederlands. My name is Bart de Pau, online teacher of Dutch.
Dit is een nieuwe aflevering van ‘Heb je zin?’. This is a new episode of ‘Heb je zin?’ (are you in the mood?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Today we’ll practise Dutch sentences
met de grammatica van #dutchgrammar les 29 with the grammar from #dutchgrammar lesson 29
over het modale werkwoord ‘zullen’. about the modal verb ‘zullen’ (will, shall).
De studenten lopen van de receptie naar hun huisje. The students are walking from the reception to their house.
‘Wat is het hier rustig!’, zegt Anika. Anika says: ‘It’s really quiet here!’
‘Ja’, zegt Lars, Lars says: Yes,
hier zul je wel goed kunnen studeren. you should be able to study well here.
Daar komt een man. There is a man coming.
Hallo. Hello.
Welkom bij de Summer School. Welcome to the Summer School.
Mijn naam is Bart. My name is Bart.
Ah… Ah…
Ik herken je stem van de filmpjes. I recognise your voice from the videos.
Mijn naam is Jenn. My name is Jenn.
Hallo Jenn. Hello Jenn.
Aangenaam. Nice to meet you.
En mijn naam is Pablo. And my name is Pablo.
Dag Pablo. Hello Pablo.
Ik ben Anika. I am Anika.
Mij zul je nog wel kennen. You’ll probably remember me.
Natuurlijk Soliman. Of course Soliman.
Welkom. Welcome.
En ik ben Lars. And I am Lars.
Dag Lars. Hi Lars.
Beste studenten, Well students,
ik heb een idee. I’ve got an idea.
Het is nu lekker weer. The weather is good now.
Het zal vanavond ook nog wel mooi weer zijn. It will probably still be nice weather tonight.
Zullen we barbecueën? Shall we have a barbecue?
Dan leren we elkaar meteen kennen. Then we’ll get to know each other right away.
‘Dat is een goed idee!’, zegt Lars. ‘That is a good idea!’, says Lars.
Ik hou van barbecueën. I love having barbecues.
Ook de andere studenten vinden het een goed idee. The other students like the idea as well.
‘Is dit inclusief?’, vraagt Pablo. ‘Is this included (in the price)?’, asks Pablo.
Nee Pablo. No Pablo.
Je betaalt voor de les en de accommodatie. You pay for the lessons and the accommodation.
Maar al het andere doen we samen… But all the rest we do together…
… en de kosten delen we. … and we’ll share the cost.
Hoe zullen we het organiseren? How shall we organise it?
Iedereen kan iets doen: Everybody can do something:
naar de winkel, going to the shop,
geld inzamelen bij de andere studenten, collecting money from the other students,
salades maken, making salads,
de barbecue aansteken, lighting the barbecue,
het vlees braden grilling the meat
en opruimen op het einde. and cleaning up afterwards.
Ik ga een fiets huren, I am going to rent a bike,
dus ik zal naar de winkel gaan. so I will go to the shop.
Ik ook. Me too.
Ik ga met je mee. I’ll go with you.
Dan zullen wij het hier regelen Then we’ll organise it here
met de andere studenten. with the other students.
Voor hoeveel zullen we eten kopen? How much food shall we buy? (ambiguous: money / people)
Voor hoeveel studenten? For how many students?
Vandaag komen 25 studenten. Twenty five students are coming today.
Ik bedoel het budget per persoon. I mean the budget per person.
Vijf euro per persoon zal wel genoeg zijn. Five euros per peson should be enough.
Dat weet ik van vorig jaar. I know that from last year.
Ik zal het inzamelen bij de studenten. I will collect it from the students.
Maar 25 mensen is wel veel. But 25 people is quite a lot.
Wij kunnen met 2 personen Two of us
niet voor 25 mensen eten meenemen op de fiets. can’t get food for 25 people on bikes.
Bart zegt: Bart says:
Ga eerst naar jullie huisje… Go to your house first…
en leer de andere studenten kennen. and get to know the other students.
Er zullen nog wel meer studenten willen helpen. There will probably be more students wanting to help.
Ik zal zelf met de auto naar de winkel gaan. I will go by car to the shop.
Ik zal de drank kopen. I will buy the drinks.
Dat is een beetje zwaar op de fiets. They would be bit heavy to take on a bike.
En met mij kunnen ook nog mensen meerijden. And some people can come with me in the car.
Goed idee. Good idea.
De studenten lopen verder naar hun huisje. The students walk on to their house.
In volgende les van ‘Heb je zin?’ In the next lesson of ‘Heb je zin?’
zien we hoe het verder gaat. we’ll see how it continues.
Tot dan! See you then!

Related #dutchgrammar lesson(s):

Subtitles in other languages

Hallo. Привет.
Mijn naam is Bart de Pau, online docent Nederlands. Моё имя Барт де Пау, онлайн-преподаватель нидерландского.
Dit is een nieuwe aflevering van ‘Heb je zin?’. Это новый эпизод ‘Heb je zin?’ (как настроение?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Сегодня мы практикуем предложения на нидерландском
met de grammatica van #dutchgrammar les 29 с грамматикой из #dutchgrammar из урока 29
over het modale werkwoord ‘zullen’. о модальном глаголе ‘zullen’ (буду, для будущего времени).
De studenten lopen van de receptie naar hun huisje. Студенты идут с ресепшена в их домик.
‘Wat is het hier rustig!’, zegt Anika. Аника говорит: ‘Тут действительно тихо!’
‘Ja’, zegt Lars, Ларс говорит: Да,
hier zul je wel goed kunnen studeren. тут ты сможешь хорошо учиться.
Daar komt een man. Там идёт мужчина.
Hallo. Привет.
Welkom bij de Summer School. Добро пожаловать в the Summer School.
Mijn naam is Bart. Меня зовут Барт.
Ah… Аа…
Ik herken je stem van de filmpjes. Я узнаю Ваш голос по видео.
Mijn naam is Jenn. Меня зовут Дженн.
Hallo Jenn. Привет, Дженн.
Aangenaam. Приятно познакомиться.
En mijn naam is Pablo. А меня зовут Пабло.
Dag Pablo. Привет, Пабло.
Ik ben Anika. Я Аника.
Mij zul je nog wel kennen. Меня ты уже знаешь.
Natuurlijk Soliman. Конечно, Солиман.
Welkom. Добро пожаловать.
En ik ben Lars. А я Ларс.
Dag Lars. Привет, Ларс.
Beste studenten, Дорогие студенты,
ik heb een idee. у меня есть идея.
Het is nu lekker weer. Сейчас хорошая погода.
Het zal vanavond ook nog wel mooi weer zijn. Сегодня вечером будет тоже хорошая погода.
Zullen we barbecuen? Не организовать ли нам барбекю?
Dan leren we elkaar meteen kennen. Тогда мы сразу познакомимся.
‘Dat is een goed idee!’, zegt Lars. ‘Это хорошая идея!’, говорит Ларс.
Ik hou van barbecuen. Я люблю барбекю.
Ook de andere studenten vinden het een goed idee. Также другие студенты находят это очень хорошеей идеей.
‘Is dit inclusief?’, vraagt Pablo. ‘Это включено (в цену)?’, спрашивает Пабло.
Nee Pablo. Нет, Пабло.
Je betaalt voor de les en de accommodatie. Ты платишь за уроки и проживание.
Maar al het andere doen we samen… Но всё остальное мы делаем вместе…
… en de kosten delen we. … и расходы мы поделим на всех.
Hoe zullen we het organiseren? Как мы это организуем?
Iedereen kan iets doen: Каждый может сделать что-то:
naar de winkel, пойти в магазин,
geld inzamelen bij de andere studenten, собрать деньги с других студентов,
salades maken, сделать салаты,
de barbecue aansteken, разжечь барбекю,
het vlees braden пожарить мясо
en opruimen op het einde. и убрать в конце.
Ik ga een fiets huren, Я собираюсь арендовать велосипед,
dus ik zal naar de winkel gaan. поэтому я поеду в магазин.
Ik ook. Я тоже.
Ik ga met je mee. Я поеду с тобой.
Dan zullen wij het hier regelen Тогда мы организуемся здесь
met de andere studenten. вместе с другими студентами.
Voor hoeveel zullen we eten kopen? На какое количество мы покупаем еду?
Voor hoeveel studenten? На сколько студентов?
Vandaag komen 25 studenten. Сегодня приезжает 25 студентов.
Ik bedoel het budget per persoon. Я имею в виду бюджет на человека.
Vijf euro per persoon zal wel genoeg zijn. 5 евро с человека будет достоточно.
Dat weet ik van vorig jaar. Я знаю это с предыдущего года.
Ik zal het inzamelen bij de studenten. Я соберу деньги со студентов.
Maar 25 mensen is wel veel. Но 25 человек это довольно таки много.
Wij kunnen met 2 personen Мы не сможем вдвоём
niet voor 25 mensen eten meenemen op de fiets. доставить еду на велосипеде для 25 человек.
Bart zegt: Барт говорит:
Ga eerst naar jullie huisje… Идите сначала в ваш домик…
en leer de andere studenten kennen. и познакомьтесь с другими студентами.
Er zullen nog wel meer studenten willen helpen. Будет, наверное, больше студентов, желающих помочь.
Ik zal zelf met de auto naar de winkel gaan. Я поеду в магазин на машине.
Ik zal de drank kopen. Я куплю напитки.
Dat is een beetje zwaar op de fiets. Это немного тяжело для велосипеда.
En met mij kunnen ook nog mensen meerijden. И некоторые люди могут поехать со мной.
Goed idee. Хорошая идея.
De studenten lopen verder naar hun huisje. Студенты идут дальше к своему домику.
In volgende les van ‘Heb je zin?’ В следующем уроке ‘Heb je zin?’
zien we hoe het verder gaat. мы увидим как всё продолжится дальше.
Tot dan! До скорого!

Hallo. Привіт.
Mijn naam is Bart de Pau, online docent Nederlands. Мене звати Барт де Пау, онлайн-викладач нідерландської.
Dit is een nieuwe aflevering van ‘Heb je zin?’. Це новий епізод ‘Heb je zin?’ (Як настрій?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Сьогодні ми попрактикуємо речення нідерландською
met de grammatica van #dutchgrammar les 29 з граматикою з уроку 29 #dutchgrammar
over het modale werkwoord ‘zullen’. про модальне дієслово ‘zullen’.
De studenten lopen van de receptie naar hun huisje. Студенти йдуть від рецепції до своїх будинків.
‘Wat is het hier rustig!’, zegt Anika. ‘Тут так тихо!’, каже Аніка.
‘Ja’, zegt Lars, ‘Так’, каже Ларс,/font>
hier zul je wel goed kunnen studeren. тут ти можеш добре вчитися.
Daar komt een man. Ось іде чоловік.
Hallo. Привіт.
Welkom bij de Summer School. Ласкаво просимо до Літньої школи.
Mijn naam is Bart. Мене звати Барт.
Ah… Ах…
Ik herken je stem van de filmpjes. Я впізнаю твій голос із відео.
Mijn naam is Jenn. Мене звати Дженн.
Hallo Jenn. Привіт, Дженн.
Aangenaam. Приємно познайомитися.
En mijn naam is Pablo. Мене звати Пабло.
Dag Pablo. Привіт, Пабло.
Ik ben Anika. Мене звати Аніка.
Mij zul je nog wel kennen. Мене ти маєш ще пам’ятати.
Natuurlijk Soliman. Звичайно, Соліман.
Welkom. Ласкаво просимо.
En ik ben Lars. А я – Ларс.
Dag Lars. Привіт, Ларс.
Beste studenten, Шановні студенти,
ik heb een idee. У мене є ідея.
Het is nu lekker weer. Зараз гарна погода.
Het zal vanavond ook nog wel mooi weer zijn. Сьогодні ввечері також буде гарна погода.
Zullen we barbecuen? А чи не приготувати нам барбекю?
Dan leren we elkaar meteen kennen. Тоді ми відразу і познайомимося.
‘Dat is een goed idee!’, zegt Lars. ‘Це хороша ідея!’, каже Ларс.
Ik hou van barbecuen. Я люблю барбекю.
Ook de andere studenten vinden het een goed idee. Ідея подобається й іншим студентам.
‘Is dit inclusief?’, vraagt Pablo. ‘Це включено (у вартість)?’, запитує Пабло.
Nee Pablo. Ні, Пабло.
Je betaalt voor de les en de accommodatie. Ти платиш за уроки та проживання.
Maar al het andere doen we samen… Але все інше ми робимо разом…
… en de kosten delen we. … і ми ділимо витрати.
Hoe zullen we het organiseren? Як нам це слід організувати?
Iedereen kan iets doen: Кожен може щось зробити:
naar de winkel, піти в магазин,
geld inzamelen bij de andere studenten, зібрати гроші з інших студентів,
salades maken, приготувати салати,
de barbecue aansteken, розпалити мангал,
het vlees braden засмажити м’ясо
en opruimen op het einde. і прибрати в кінці.
Ik ga een fiets huren, Я збираюся взяти напрокат велосипед,
dus ik zal naar de winkel gaan. тому я поїду в магазин.
Ik ook. Я теж.
Ik ga met je mee. Я піду з тобою.
Dan zullen wij het hier regelen Тоді ми організуємо все тут
met de andere studenten. з іншими студентами.
Voor hoeveel zullen we eten kopen? Скільки продуктів нам слід купити?
Voor hoeveel studenten? На скільки студентів?
Vandaag komen 25 studenten. Сьогодні прийде 25 студентів.
Ik bedoel het budget per persoon. Я маю на увазі бюджет на одну людину.
Vijf euro per persoon zal wel genoeg zijn. >П’яти євро на людину має бути достатньо.
Dat weet ik van vorig jaar. Я пам’ятаю це з минулого року.
Ik zal het inzamelen bij de studenten. Я зберу гроші зі студентів.
Maar 25 mensen is wel veel. Але 25 людей – це багато.
Wij kunnen met 2 personen Ми вдвох не зможемо
niet voor 25 mensen eten meenemen op de fiets. взяти продукти для 25 людей на велосипедах.
Bart zegt: Барт каже:
Ga eerst naar jullie huisje… Підіть спочатку до ваших будиночків…
en leer de andere studenten kennen. і познайомтеся з іншими студентами.
Er zullen nog wel meer studenten willen helpen. Буде більше студентів, які захочуть допомогти.
Ik zal zelf met de auto naar de winkel gaan. Я поїду сам на машині до магазину.
Ik zal de drank kopen. Я куплю напої.
Dat is een beetje zwaar op de fiets. Це важко взяти на велосипеді.
En met mij kunnen ook nog mensen meerijden. І зі мною можуть теж поїхати люди.
Goed idee. Гарна ідея.
De studenten lopen verder naar hun huisje. Студенти йдуть до своїх будиночків.
In volgende les van ‘Heb je zin?’ В наступному уроці ‘Heb je zin?’
zien we hoe het verder gaat. ми побачимо, як події розвиватимуться далі.
Tot dan! До зустрічі!

Hallo. Cześć.
Mijn naam is Bart de Pau, online docent Nederlands. Nazywam się Bart de Pau, nauczyciel niderlandzkiego online.
Dit is een nieuwe aflevering van ‘Heb je zin?’. To jest nowy odcinek ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?).
Vandaag oefenen we Nederlandse zinnen Dzisiaj będziemy ćwiczyć niderlandzkie zdania
met de grammatica van #dutchgrammar les 29 z użyciem gramatyki z #dutchgrammar lekcja 29
over het modale werkwoord ‘zullen’. o czasowniku modalnym ‘zullen’ (czasownik posiłkowy czasu przyszłego).
De studenten lopen van de receptie naar hun huisje. Studenci idą z recepcji do domków.
‘Wat is het hier rustig!’, zegt Anika. ‘Jak tu spokojnie!’ – mówi Anika.
‘Ja’, zegt Lars, ‘Tak’ – mówi Lars
hier zul je wel goed kunnen studeren. – tu będziesz mogła się dobrze nauczyć.
Daar komt een man. Przychodzi mężczyzna.
Hallo. Cześć.
Welkom bij de Summer School. Witam w Summer School.
Mijn naam is Bart. Nazywam się Bart.
Ah… Ah…
Ik herken je stem van de filmpjes. Ja pamiętam twój głos z filmików.
Mijn naam is Jenn. Nazywam się Jenn.
Hallo Jenn. Cześć Jenn.
Aangenaam. Miło mi.
En mijn naam is Pablo. Ja mam na imię Pablo.
Dag Pablo. Cześć Pablo.
Ik ben Anika. Jestem Anika.
Mij zul je nog wel kennen. Mnie pewnie jeszcze pamiętasz.
Natuurlijk Soliman. Oczywiście Soliman.
Welkom. Witam.
En ik ben Lars. A ja jestem Lars.
Dag Lars. Cześć Lars.
Beste studenten, Drodzy studenci,
ik heb een idee. mam pomysł.
Het is nu lekker weer. Pogoda teraz jest ładna.
Het zal vanavond ook nog wel mooi weer zijn. Wieczorem pogoda będzie jeszcze ładniejsza
Zullen we barbecueën? Zorganizujemy barbecue?
Dan leren we elkaar meteen kennen. W taki sposób lepiej się poznamy.
‘Dat is een goed idee!’, zegt Lars. ‘To dobry pomysł!’ – mówi Lars.
Ik hou van barbecueën. Ja kocham barbecue.
Ook de andere studenten vinden het een goed idee. Pozostałym studentom też podoba się ten pomysł.
‘Is dit inclusief?’, vraagt Pablo. ‘Czy to jest wliczone (w cenę)?’ – pyta Pablo.
Nee Pablo. Nie Pablo.
Je betaalt voor de les en de accommodatie. Ty płacisz za lekcję i zakwaterowanie.
Maar al het andere doen we samen… A za całą resztę my płacimy razem…
… en de kosten delen we. … i dzielimy koszty.
Hoe zullen we het organiseren? Jak będziemy to organizować?
Iedereen kan iets doen: Każdy może coś zrobić:
naar de winkel, pojechać na zakupy,
geld inzamelen bij de andere studenten, zbierać pieniądze od innych studentów,
salades maken, robić sałatki,
de barbecue aansteken, rozpalić grilla,
het vlees braden grilować mięso
en opruimen op het einde. i sprzątnąć na końcu.
Ik ga een fiets huren, Ja zamierzam wypożyczyć rower,
dus ik zal naar de winkel gaan. więc ja pojadę do sklepu.
Ik ook. Ja też.
Ik ga met je mee. Ja pojadę z tobą.
Dan zullen wij het hier regelen Zatem my uzgodnimy to tutaj
met de andere studenten. z innymi studentami.
Voor hoeveel zullen we eten kopen? Jak dużo jedzenia musimy kupić?
Voor hoeveel studenten? Na ilu studentów?
Vandaag komen 25 studenten. Dzisiaj przyjeżdza 25 studentów.
Ik bedoel het budget per persoon. Ja mam na myśli koszt za jedną osobę.
Vijf euro per persoon zal wel genoeg zijn. Pięć euro za osobę wystarczy.
Dat weet ik van vorig jaar. Wiem to z poprzedniego roku.
Ik zal het inzamelen bij de studenten. Ja zbiorę to od studentów.
Maar 25 mensen is wel veel. Ale 25 ludzi to całkiem sporo.
Wij kunnen met 2 personen My nie możemy we dwoje
niet voor 25 mensen eten meenemen op de fiets. przywieźć jedzenia dla 25 osób na rowerach.
Bart zegt: Bart mówi:
Ga eerst naar jullie huisje… Najpierw idźcie do swoich domków…
en leer de andere studenten kennen. i poznajcie innych studentów.
Er zullen nog wel meer studenten willen helpen. Jeszcze wielu studentów będzie chciało pomóc.
Ik zal zelf met de auto naar de winkel gaan. Ja sam pojadę do sklepu samochodem.
Ik zal de drank kopen. Kupię napoje.
Dat is een beetje zwaar op de fiets. To trochę za ciężkie na rower.
En met mij kunnen ook nog mensen meerijden. Kilka osób może pojechać ze mną.
Goed idee. Dobry pomysł.
De studenten lopen verder naar hun huisje. Studenci idą dalej do swoich domków.
In volgende les van ‘Heb je zin?’ W następnej lekcji ‘Heb je zin?’
zien we hoe het verder gaat. zobaczymy jak to potoczy się dalej.
Tot dan! Do następnego razu!